
Poucette Fauconier
Belgische schilderes in 1924 geboren en in 2004 gestorven
In 1935, op 11-jarige leeftijd, verscheen haar eerste tekening, "het koloniale theatre", op 10 november 1935 gepubliceerd in de krant la Nation Belge in het kader van een tentoonstellingswedstrijd "Exposition".
In 1942 studeerde ze aan de Beaux-Arts in Brussel en aan het Institut des Arts Décoratifs in La Cambre samen met Serge Creuz en Roger Somville.
In 1943 trouwde ze met de architect Jean-Gerald Eggericx, zoon van de beroemde urbanist Jean-Jules Eggericx en in 1945 werd in dit huwelijk een zoon geboren: Frank Eggericx.
In april 1946 debuteerde ze met de schilders Serge Creuz en Raymond Cossé in de Louis Manteau galerie. Ondersteund door deze galerie exposeerde ze vervolgens tekeningen, aquarellen, gouaches en schilderijen tussen 1946 en 1950. Men spreekt van een echte ontdekking als opkomend artieste, zeer gunstige recensies worden gepubliceerd over haar schilderijen, die worden beschreven als: lekker maf, wild, vurig, menselijk, naïef, maar altijd spontaan. Er lijkt geen voorbereiding in haar werken, ze zijn zeer spontaan. In haar schilderijen vertelt ze over haar leven en dromen. Paul H. Bourguignon zei over haar in een artikel in de krant Le Phare op 5 april 1946, dat het lijkt of ze niets weet van verhoudingen, dat ze niet heeft geleerd, maar ze hoeft daar niet in te worden onderwezen.
In 1950 exposeerde ze in het Maison de la Sirène, naast de groten van haar tijd zoals Magritte, Fernand Schirren, Edgard Tytgat, Georges Morren, Georges Creten, Paul Delvaux, Max Ernst, Anne Bonnet, Roger De Coninck, Jan Cox, Marc Mendelsohn, Serge Creuz en Gilbert Portanier.
In 1955, exposeerde ze ook haar schilderijen in de Galerie van het ‘Theatre de Poche’ als onderdeel van de ‘Monde éveillé’ naast Felix Labisse, Rachel Baes, Aubin Pasque en Jacques Lacomblez.
In die tijd exposeerde ze ook in de ‘galeries Apollo’, als onderdeel van ‘Apport 48’, met de groep kunstenaars ‘La Jeune Peinture Belge’, waaronder ook Pierre Alechinsky, René Barbaix, Bertrand Boquet, Pol Bury, Georges Collignon, Anne Bonnet, Jan Cox, Serge Creuz, Jo Delahaut, Youri Demeure, Emile Mahy, Marc Mendelsohn, Milo

Poucette ondertekent haar schilderijen met het pseudoniemen Poucette, Noa, of Noach.
Sommige van haar schilderijen zijn in de collectie van koningin Elizabeth.
In 1954 trouwde ze met Antoine Battesty en verhuisde naar Parijs.
In 1959 exposeerde ze haar schilderijen in de Bernsheim - Young Gallery in een wedstrijd waarvan ze de tweede prijs won.
Ze reist de wereld rond en is gepassioneerd door de kleuren van het Oosten en het Midden-Oosten die tot uiting komen in haar schilderijen.
Bij haar terugkeer naar Brussel exposeerde ze in 1977 nog een laatste keer in de galerie Aspects (directrice Ivonne Giron, 72 rue du Président à Ixelles).
In haar latere levensjaren gaat haar interesse meer uit naar Graphologie, Astrologie en Astrofysica.
Een portret van Poucette verschijnt in het boek Portraits of Artists 1948-1952 van fotograaf Roland d'Ursel, gepubliceerd in 1990, ter gelegenheid van de Roland d'Ursel Tentoonstelling, georganiseerd door het Museum voor Fotografie in Charleroi.
Tegen het einde van haar leven, komt ze opnieuw in contact met Jacqueline Manteau, de dochter van Louis Manteau, die haar introduceert bij een grote liefhebber van Australische kunst, Fred Wilson. Deze had verschillende tekeningen en schilderijen van haar en ondernam de reis vanuit Australië om haar te leren kennen. Een grote vriendschap onstond en bleef tot het einde van haar leven.
Poucette overleed op 14 juni 2004 in Boitsfort op 79-jarige leeftijd.